Blog 36: hospitaal deel IV (maart 47)

June 30, 2013 Hilma Bruinsma No comments exist

Wat de dokter zegt en ruzie met de zusters

Rembrandt, rondwarende geestelijke en gesputter in het lampetje

 

Zopas is dokter BM weer geweest. Hij zei, hé wat is dat lekker koud, waar hij het winterlandschapje, mijn laatste aquarel, mee bedoelde. Hij vroeg me of ik graag bij de troep was, natuurlijk daar voel ik me het best thuis, maar dan moet je gezond zijn. Ook vroeg hij mij of ik er voor voelde om er schilderlessen bij te nemen. Hij vindt het resultaat van mijn waterkrabbels wel goed, te meer daar ik het niet geleerd heb. Hij zou er eens over spreken met de betrokken instanties, wie weet schat maken ze me nog wel een Rembrandt. Het lukt misschien altijd nog beter dan soldaat, want daar ben ik meer lastig dan nuttig. Zo’n halve als ik hebben ze niks aan, en ik voel er zo geen flikker meer voor om als vijfde wiel aan de wagen te hangen.

We zullen maar weer geduldig de kat uit de boom kijken. Ik zie me nog niet terug in de batterij. Met mij is het best maar mijn reumatiek gaat nog niet weg, ondanks tweemaal per dag bakken en drankjes slikken. Pijn heb ik niet, ook niet als ik gewoon loop, maar met buigen voel ik het nog behoorlijk. Nog twee dagen en dan zit de helft erop.

De nachtzuster vertelde dat de troepen op de Kota Inten niet ontscheept mochten worden, in verband met de ondertekening. Stel je voor dat het waar is en ze terug moeten, was dat een boffer? Ik heb er verder nog niets over gehoord en ik geloof het ook niet.

Goedemorgen lieveling, daar ben ik weer. Het is pas zes uur. ’t Is buiten nog donker. ’k Was om vijf uur al wakker dan beginnen de nachtzusters met wassen. Gister werd me verteld dat ik helemaal niet meer mijn nest uit mag, zolang de kuur duurt moet ik erin blijven. Afijn, ik heb de helft er al opzitten.

 

Ruzie met de zusters

Dokter kwam langs om te vragen wat er was omdat ik steeds ruzie met de zusters heb; ik heb toestemming gekregen om naar het gemak te gaan in plaats van in de fles te pissen, alleen voorzichtig zijn dat ik geen kou vat.

Ik ga met de deken om mijn schouders gedrapeerd, naar het gemak. Ik lijk net een dominee met een toga, het boordje ontbreekt er nog aan en wanneer ik nog een behoorlijke broek aan had, zagen ze me op de andere zaal vast aan voor een geestelijke. Het is eigenlijk te gek, ik mag wel zonder deken in bed liggen, of zitten met mijn benen over de rand, maar niet lopen want dan vat ik kou. Ik bibber ’s ochtends wanneer ik me met het lampetje zit te wassen en er een briesje door het vliegengaas gaat. Toch heb ik wel vertrouwen in dokter BM, dat hij me niet slechter maakt, want hij haalt wel grotere experimenten uit dan die met mij.

Gister heeft hij de Indische jongen met kinderverlamming beide benen ingesmeerd met gips, z’n tenen komen er nog net uit. Hij ligt met gespreide benen en een spalk ertussen, net een geslacht varken dat te drogen hangt. Zo liggen er nog twee en wanneer ze omgedraaid moeten worden, is het net als bij het kantelen van een zaagblok. Ben blij dat ik niet zo hulpbehoevend ben.

 

 

Vissende zusters, gelijmd hart

 

De zusters bemoeien zich weinig met me, of dat komt omdat ik getrouwd ben of omdat ik niks mankeer, weet ik niet. De zuster waar ik een beetje verliefd op was is ziek. Ik vermoed dat ze te lang in het donker naar de sterren heeft gekeken en de rest interesseert me niet. Ze mogen alleen mijn rug wassen, twee keer per dag opstoven en mijn drankjes brengen.

Janke, je bent misschien wel teleurgesteld in mij, maar op dat punt is er niets te vrezen hoor. Door jouw sterke liefde kom ik niet in de verleiding en sta ik sterk.

Ik vraag zuster om een kop thee, maar ze zegt, je bent getrouwd en loopt door. De koffie is er nog niet en ik moet toch genoeg drinken, anders mis ik mijn wandelingetjes naar het gemak.

Zuster G, een rotzak, bindt de tenen van de slapenden vast aan de krib. Nee zo is het niet hoor, je zou nog denken dat ze niets anders doen dan vissen, ’t valt genoeg mee hoor. Toch schat, als ik niet getrouwd was zou ik….?? Niet een Ambonese met glimmend, zwart haar willen hebben maar zo gauw mogelijk terug gaan om jou te zoeken.

De zusters verlangen het meest naar de twee valse slagen van de ouderwetse hangklok, net zo eentje als bij jullie. Want ze zitten al een kwartier lang te ginnegappen en te grinniken tot aan de oren. Gelukkig sodemieteren ze op en worden vervangen door een stel met wat meer lentes achter de rug. Ik geloof dat er eentje bij zit met een gelijmd hart want haar gezicht staat altijd op huilen.

De nieuwe ploeg begint met moed de diverse billen te wassen, de gipsen worden gekanteld en het overige wordt afgepoedeld en daarna ingesmeerd met kamferspiritus en talk. Mijn kommetje zal zo ook wel komen.

 

 

Dokters wil is geen wet en versje in een poëziealbum

 

Zit ongewassen te schrijven met het haar recht omhoog. Ik moet me eerst wassen volgens zuster maar ik wil de brief voor zeven uur klaar hebben, dan kan hij mee.

Zuster kwam aanzetten met een drankje of drank, bijna een halve liter opgelost heilzaam zout. Dat moest ik om de twee dagen ’s ochtends om zes uur hebben, maar ik heb het tot nu toe pas één keer gehad. Ik wil best geloven dat mijn reumatiek weg wil, voor zo’n grote mok spoeling moet alles wijken. Ik heb de helft al op, de andere helft gooi ik straks maar in mijn waswater, misschien helpt het aan de buitenkant ook wel.

Mijn lieve Kanne en jonkje. Het is bijna half tien. De gipsen zijn weer gekanteld, de billen gewassen en het droge en natte voer weer genoten, kaas en bokkemelk.

‘k Ben vanmorgen nog niet gestoofd, ze vergeten het waarschijnlijk, net als gister. Ik vind het niet erg want het helpt geen biet. Ja hoor toch nog, zuster ziet het kacheltje onder mijn nest staan, het is een paar uur te laat, mar better let as net.

De Chinees, mijn linkerbuur hebben ze uit zijn harde gipsbroek geknipt, hij had er drie maanden in gezeten. Ik heb gelachen om de rare gezichten die hij trok.

Ziezo, ik ben weer 10 min geroosterd. De zuster stopt me er wel onder maar vergeet me weer te verlossen. Ik kan me nu zelf redden, slinger het kacheltje onder mijn bed en wrijf het zweet van mijn nek en bibs. Ik wil later zo’n ding hebben voor ’s winters, ik maak hem zo groot dat we er beiden onder kunnen.

Gister heb ik wat in zuster F’s poëziealbum gekladderd. Zuster F, hartelijk dank je. ‘k Maak het kort. ‘k Hoop dat je een lieve moeder of een echte zuster wordt. Vergeet mij subiet! Maar het schuurtje niet.

Ben vanochtend al stout geweest, met de handdoek en zeep onder mijn deken, die om mijn schouders lag gedrapeerd, ben ik naar de douche gegaan. Ik voel me nu weer eens een keer lekker fris en schoon.

Vandaag komt dokter weer. Mijn reumatiek of wat het ook is, is nog niet over. Mijn rug voel ik niet meer behalve wanneer ik gek doe maar ik heb nog steeds last van mijn linker bil en been. Dokter kan m’n linkerbeen niet zo hoog optillen als het rechter.

Hij vond dat ik aardig opgeknapt was. Wanneer mijn kuur klaar is kijkt hij me weer na. Ik ga niet eerder weg dan dat ik met de gekste bokkesprongen niets meer voel. Gek hè, als dokter op zaal is, moet ik altijd naar het gemak.

 

 

De Chinees, de oude gast en een kwaaie arts

 

Heb weer een dikke pisang op mijn kastje liggen, van de Chinese knul, een goeie jongen. Een Chinees geeft niet gauw iets cadeau, zou het zijn omdat hij zo nu en dan een Engeltje van me opsteekt?

Zijn vrouw komt hem zo nu en dan opzoeken en brengt met de pisang ook kranten mee. Ze is zeker bang dat ik het gesprek afluister, zo zacht fluistert ze; al zou ze schreeuwen dan verstond ik er nog geen biet van. Zij geeft slaafs haar ega direct z’n kranten, waar hij meteen mee begint te puzzelen. Zij zit dan geduldig als een hond naar haar heer en meester te kijken. Af en toe wisselen ze een paar woorden, hoe het met de kinderen gaat en hoeveel de winkel opgebracht heeft. Nee, dan zou jij anders naast me zitten, gezellig naast me in bed.

Druk met niks doen, nog een versje in zuster Fs poëziealbum voor de buurman die daar geen verstand van heeft. Dammen, schaken met een stierlijk vervelende sergeant, kladderen wil alleen als ik er zin in heb.

Na het roosteren heb ik buiten gezeten, wat praten en weer niks doen. Wat een somber relaas, klinkt niks niet opgewekt vind je wel?

Op twee bedden na is de zaal weer bezet. Er is steeds afwisseling, zo langzamerhand word ik al een oude gast, het is tijd dat ik ophoepel. Ik heb pech, ik moet nog op mijn bed blijven en doorgaan, met ademhalen zeggen ze hier, met de kuur.

Gistermorgen zat ik weer lekker buiten toen dokter op zaal kwam, dat doet hij anders nooit, zondag is operatiedag. Hij was kwaad dat ik uit mijn bed was en de zusters kregen op hun kop. Tegen mij zei hij, het is niet de bedoeling Bruinsma dat je de kuur onderbreekt, we gaan nog even door, ik weet dat het verdomd vervelend is, maar enz, enz. Ik had de pest in.

Vanochtend ben ik weer naar de douche geglipt. Het schaaltje waswater maak ik meestal troebel door mijn kop en handen te wassen en er een beetje sigarettenas in te doen, dan is het vuil genoeg om geen achterdocht te wekken dat ik mij niet zou wassen. Ik heb geen zin in dat gesputter met het lampetje.

 

 

Hoog bezoek, petroleumboertje en (geen) bezoek, krijgshaft in de bocht

 

Gister hoog bezoek, Generaal Durst Britt. ‘k Heb hem in de verte gezien, hij kwam bij de eerste bedden van de voorzaal en verdween toen weer.

’t Ontroert toch even je eigen commandant te zien, die rooie band doet me altijd denken aan petroleumboertjes of stationschefs. Dan zie ik mezelf weer in de trein zitten van Zwolle naar Leeuwarden, die me weer naar huis bracht.

Nog steeds geen taal of teken uit Kebalen. Ik vrees dat ze een doorlopende wacht hebben. Niet dat ik zo erg naar bezoek verlang maar wel naar mijn blikje tabak. Later kwam overste LV me nog opzoeken. Heb werkelijk gezellig even met hem zitten praten. Hij wou met dokter BM over mij spreken, want ik heb tegen hem gezegd dat ik er weinig voor voel om mijn Indiëtijd in het hospitaal door te brengen, dan kunnen ze me beter naar huis sturen.

Nu zal ik er wel spoedig uitgaan maar dan terug naar het kamp, ze zullen het nog wel eens willen proberen om me op te lappen.

 

Meer dan vijf weken

Het is rustig op zaal, kaarten, schrijven, lezen. Zuster rijdt met haar karretje met pakken en flessen van de een naar de ander, hier een zalfje, daar een verbandje. Het is alle dagen hetzelfde. Ik heb er nu meer dan vijf weken opzitten.

Heb liever dat het een half jaar duurt dan dat ze me zo terug sturen, dan heb ik het binnen korte tijd weer te pakken. Hier wordt goed voor me gezorgd en de zusters mogen me wel al zeg ik het zelf, jij bent niet de enige schatti.

Ben gek op koffie. Gister was er niemand die het haalde, de nachtzusters moeten het in de ochtend rond zessen halen maar die hebben het te druk met billen wassen. Ik heb tegen de hoofdzuster gezegd dat wanneer ze niet zorgt dat er voor achten koffie komt, ik het zelf ga halen.

Vanochtend weer, de looppatiënten vertikten het, ik vroeg zuster waar ik het halen moest. Jij! zegt ze, je mag je bed niet uit, maak dat je terugkomt. Goed zuster, je kunt me niet bang maken maar wel blij als je zorgt dat er koffie gehaald wordt, anders doe ik het. Ze merkte dat ik het meende en het komt voor elkaar.

Normaal ben ik de gewilligste, ik laat me twee keer per dag in het oventje stoppen, ik laat me in mijn tenen knijpen door zuster G, die erg kattig is maar ook goed voor me zorgt en me kaas tussen het brood stopt , als het er is, terwijl de anderen vis met jam krijgen.

Dinsdag, ik moet doorgaan tot zaterdag, dokter is weer geweest. Ik had het wel verwacht, het schiet al lekker op en het went, ik heb er al lang zo’n hekel niet meer aan als in het begin. Alles went, je weet op het laatst niet beter of ’t hoort zo. Morgen gaan er weer vijf of zes jongens uit en komen er twee bij.

 

Te lamlendig om adem te halen

Gisteren niets uitgevoerd, ik was nog te lamlendig om adem te halen. Vanochtend om half zes al gedoucht, het mocht van zuster hoor.

We moeten nu ’s ochtends om het uur oefenen om de geest en de spieren levendig te houden. Been heffen, armen spreiden en omhoog enz. Ik kan mijn benen niet best gestrekt optillen. We hebben allemaal een hekel aan dat gedoe en er komt dan ook weinig van terecht. ’t Is wel een mooi gezicht al die zwevende benen en zwaaiende armen, ook slingeren er een paar gipspoten door de lucht.

Naast me ligt een hele lange kerel, als die zijn molenwieken draait ben ik bang dat ik een klap krijg.

We hebben er een opa bij met anderhalve poot, hij is al 81 maar nog kras. Hij is met de oefeningen bezig, een vermakelijk gezicht, z’n kortere pootje doet ook mee.

Even lachen. Zuster trekt opa anderhalf been aan z’n sikje op en zet hem een Hollandse soldatenmuts op, het staat hem wekelijk krijgshaftig. Ze hebben de meeste pret met die oude man en verwennen hem een beetje, hij krijgt zoenen van de zusters, nu incasseert hij er weer een. Hij ondergaat het allemaal geduldig. Opa zit met een loep een boek te ontcijferen. Als ik hem was schoor ik dat baardje af, de zusters hangen er altijd aan. Niet dat ze hem plagen hoor.

 

 

Vrolijk onverschillig, toch met ontslag?

 

Gister vroeg de hoofdzuster, een Curaçaose, wat is er met jou Bruinsma, je ligt maar te liggen. Ik schoot in de lach, dat is toch de bedoeling zuster. Ja maar je ligt net alsof alles je niets meer kan schelen. Zo erg is het niet zuster, ik heb heel veel wat me wel kan schelen en daar lig ik lekker aan te denken. Niet zóó Bruinsma, dat is niet goed voor je. Best zuster, ik zal aan u denken en we gaan samen een eindje wandelen. Je mag er niet uit Bruinsma!

 

Er is een zuster die, als ze je niet verstaat, steeds vraagt, waarom? In plaats van, wat bedoel je. Zuster mag ik de po, of mag ik de fles. Nou dan moet je ze horen wanneer zij zegt, waarom?!

 

Dokter is geweest, ik mag er weer uit, kalm aan en goed warm blijven, gelukkig poppi. Als dit goed gaat wordt ik volgende week ontslagen. Fijn hè schat, morgen is het de zesde week al.

Toch wil ik dokter vragen of ik geschikt ben voor stukscommandant. Want ik ben bang dat ik het met die zware kanonnen zo weer te pakken heb. Ik ben blij dat ik weer zover ben. Het is me niet lang gevallen, als je de andere patiënten zo plat op de rug ziet liggen dan ben je dankbaar dat het niet erger is.

Ik moest uit bed komen en een eindje lopen, net een paard op de keuring. Een beetje slap wat volgens dokter voor de hand lag, verder had ik zeker een goede gang.

Ik mag niet op blote voeten lopen en mandiën, daar moet ik houten kleppers voor vinden. En als ik ‘s avonds naar de cantine ga voor muziek of de film, dan moet ik me warm aankleden. Ik ben een kruidje roer me niet, je kunt me met een vinger tegen de vlakte slaan, probeer het maar.

Dit is mijn laatste velletje papier, dan is het afgelopen met schrijven. Wees niet bang hoor, ik ga vanmiddag nog in de cantine kopen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *